In 2020 was er opnieuw sprake van lange periodes van droogte, een fors neerslagtekort en periodes van extreme hitte. WML bleef echter altijd voldoende drinkwater leveren, al was het op sommige piekmomenten wel spannend, aldus Groenendijk. ‘De productiecapaciteit van drinkwaterbedrijven, ook van WML, is van oudsher afgestemd op piekmomenten. In de zomer wordt meer drinkwater afgenomen dan in de winter, overdag meer dan ’s nachts. Door de klimaatverandering zien we wel dat de pieken hoger worden en langer aanhouden. In de zomer scheelt dat ongeveer 10-15% in vergelijking met een aantal jaar geleden.’
WML rekent door waar op piekmomenten de grootste knelpunten bestaan of kunnen ontstaan, vertelt Groenendijk. ‘Tot nu toe hebben we deze met onze bestaande infrastructuur kunnen opvangen, maar blijft dat zo? Met stresstesten proberen we te achterhalen hoeveel ruimte er nog is om een verdere verhoging van de pieken op te vangen. Overigens was de warme zomer van 2020 al een soort superstresstest omdat veel mensen vanwege het coronavirus thuis bleven. Dat we het zelfs toen hebben gered, geeft vertrouwen naar de toekomst. De uitdaging ligt echter niet zozeer in de stijgende watervraag, maar in de toename van extreme pieken. Je zou denken dat de waterpiek en watervraag, als er weer normalere tijden aanbreken, niet veel verder kunnen stijgen. Maar zeker weten doen we dat natuurlijk niet. Behalve klimaatverandering spelen ook economische en demografische ontwikkelingen mee. Een bewust gebruik van drinkwater door onze klanten kan hierbij in ieder geval helpen.’
Los van mogelijke piekmomenten voorziet Groenendijk voor de nabije toekomst geen kwantitatieve leveringsproblemen voor WML. Het bedrijf wint zo’n driekwart van haar drinkwater uit grondwater. Hoewel de recente neerslagtekorten op korte termijn nauwelijks invloed hebben op de drinkwatervoorziening, worden bronnen natuurlijk wel minder aangevuld. Daar staat de stijgende watervraag tegenover, aldus Groenendijk, zeker in het gebied tussen Venlo, Weert en Roermond in Midden-Limburg. ‘Dat komt ook door de economische groei in deze regio en de daarmee samenhangende toename van het aantal drinkwateraansluitingen.’
Ook bij een stijgende vraag kan WML echter voldoende drinkwater blijven leveren, verzekert Groenendijk. WML is hierover steeds in goed overleg met Provincie Limburg, die nu werkt aan het Provinciaal Waterprogramma 2022-2027. Daarin wordt onder meer geregeld hoeveel grondwater voor de komende planperiode is gereserveerd voor de drinkwatervoorziening. De vergunningen bieden nu voldoende ruimte en dat blijven ze naar verwachting ook in de toekomst doen, aldus Groenendijk. ‘Wel onderzoekt de provincie het verloop van de grondwaterstanden in de Roerdalslenk. WML wordt hier nauw bij betrokken. Onze diepe bronnen leveren hier het zuiverste grondwater dat we hebben. De Roerdalslenk staat al decennia onder invloed van de bemaling van de bruinkoolgroeves in Duitsland. Gelukkig wordt de bruinkoolwinning tussen nu en 2038 afgebouwd en wordt de enorme bemaling om de groeves droog te houden gestaakt. Langzaam zal zich dan een nieuw evenwicht instellen van het grondwater in de Roerdalslenk. We willen nu met de provincie onderzoeken welke invloed de klimaatverandering, drinkwaterwinningen en overige winningen in Limburg, Brabant, Vlaanderen en Nordrhein-Westfalen op de grondwaterstanden hebben. De diepe bronnen in de Roerdalslenk zijn namelijk niet alleen nu nodig, maar ook voor onze kinderen en kleinkinderen. Het is van groot belang er zuinig mee om te gaan. Daarom ook wijst de provincie ze aan als ‘Aanvullende Strategische Voorraad’ voor de drinkwatervoorziening.’
De neerslagtekorten hebben wel invloed op de Maas, per slot van rekening een regenrivier. WML maakt uit Maaswater ongeveer 25% van haar drinkwater. Ook in 2020 was het debiet in de Maas soms bijzonder laag. Verontreinigende stoffen worden dan veel minder verdund dan bij een hoge waterafvoer. Het leidde in 2020 niet tot meer innamestops dan in vorige jaren. Een goede ontwikkeling was volgens Groenendijk dat er betere afspraken kwamen met het bedrijf Sitech, dat het afvalwater zuivert van het industrieterrein Chemelot. ‘Dat is deels een gevolg van goed overleg en deels een kwestie van juridische maatregelen. Waterschap Limburg heeft een nieuwe strengere lozingsvergunning aan Sitech verstrekt. Daarin is vastgelegd dat de lozing van bepaalde stoffen in de komende jaren moet worden gereduceerd. WML heeft aan het opstellen van de vergunning meegewerkt. Het is een goed voorbeeld van hoe je door onderlinge samenwerking én met regelgeving tot een betere bronbescherming komt.’
Dit voorbeeld laat volgens Groenendijk zien dat het aanpakken en saneren van de vervuilingsbron de beste bronbescherming biedt. ‘Hoe zuiverder het afvalwater dat Sitech loost in de Maas, hoe minder wij het Maaswater bij de winning hoeven te zuiveren. Overigens zijn er natuurlijk veel meer bedrijven die op de Maas lozen, zeker over de grens in Wallonië. Het is een uitdaging ook die bronnen op te sporen. We proberen in toenemende mate de contacten over de grens aan te halen. Dat doen we zelf, maar ook samen met Rijkswaterstaat en in RIWA-verband (RIWA is het samenwerkingsverband van Nederlandse drinkwaterbedrijven die drinkwater uit de Maas winnen – red.).
Lozingen van bedrijven kunnen gericht worden aangepakt. Het zijn in het jargon de ‘puntbronnen’ van verontreiniging van oppervlaktewater. Lastiger zijn de ‘diffuse bronnen’, de bronnen die verspreid over een groter gebied voorkomen. Een voorbeeld zijn de PFAS-verbindingen. Poly- en perfluoralkylstoffen, afgekort PFAS, worden vanwege hun water- en vetafstotende eigenschappen verwerkt in veel producten zoals jassen, pannen, bakpapier, voedselverpakkingen, smeermiddelen, skiwax en blusschuim. Vanwege hun toxische eigenschappen zijn ze risicovol voor mens en milieu en ze komen, naast een aantal duidelijke puntbronnen, ook diffuus in het oppervlaktewater terecht. ‘Pas sinds enkele jaren zijn we in staat om een aantal PFAS-stoffen in lage concentraties te meten’, vertelt Groenendijk. ‘Omdat ze in veel producten worden toegepast, komen ze overal in het milieu terecht, waarbij ze al in lage concentraties de gezondheid schaden. Vervelend is dat we PFAS in de drinkwaterzuivering niet of nauwelijks kunnen verwijderen. De concentraties in het oppervlaktewater bij onze drinkwaterinnamelocaties zijn gelukkig echter nog laag.’
Volgens Groenendijk zal regelgeving het drinkwater tegen PFAS moeten beschermen. ‘Europa heeft sinds kort een nieuwe drinkwaterrichtlijn voor PFAS opgesteld. Deze wordt mogelijk aangescherpt, maar daar is nog discussie over. Ook in Nederland doet het RIVM er onderzoek naar. De drinkwatersector juicht dat toe, maar nog liever zien we dat PFAS verboden worden en niet meer in het milieu terecht kunnen komen. Op weg naar een mogelijk verbod zullen we de concentraties in het oppervlaktewater nauwgezet volgen. Waar mogelijk kunnen we ons samen met de omgevingsdiensten, waterschappen en Rijkswaterstaat inzetten om de puntbronnen zo spoedig mogelijk te saneren.’
PFAS zijn niet het enige zorgenkind in het oppervlaktewater. ‘Was dat maar waar’, zegt Groenendijk. ‘Er zijn meer chemische stoffen waar we na een lozing last van hebben. Om de kwaliteit van het in te nemen Maaswater te borgen, maakt WML gebruik van een uitgebreid chemisch bewakingssysteem én een biologisch waarschuwingssysteem met watervlooien en zoetwatermosselen. Die reageren meteen op significante afwijkingen in het Maaswater. Als dat gebeurt, gaan wij uitvoerig meten om te bepalen om welke stof het gaat. Los daarvan bewaken we ook met Rijkswaterstaat en de andere drinkwaterbedrijven voortdurend de kwaliteit van het Maaswater. Die kwaliteitsborging hoort bij onze verantwoordelijkheid om altijd drinkwater van hoge kwaliteit te produceren.’
Hoe zit het overigens met de concentraties van medicijnenresten in het oppervlaktewater? Volgens Groenendijk zijn die nog steeds heel laag, maar de drinkwatersector houdt de vinger aan de pols. ‘Uit testen van het RIVM blijkt dat de huidige concentraties niet tot schade aan de gezondheid leiden. Maar ook hier vindt de drinkwatersector dat deze stoffen zo veel mogelijk uit het milieu weg moeten blijven. Daarom zijn we onder meer met waterschappen in gesprek over bijvoorbeeld het toepassen van voorzuivering bij ziekenhuizen. Omdat ook hier saneren aan de bron het beste werkt.’
Aanleiding tot zorgen in de drinkwatersector is ook de ‘vergrijzing’ van het grondwater, waarbij door menselijk handelen steeds meer vreemde stoffen in het grondwater terecht komen, eerst in de ondiepe lagen, op langere termijn mogelijk ook in de diepe lagen. Daarnaast wordt de ondergrond voor steeds meer functies gebruikt. Te midden van alle druk op de drinkwaterbronnen wordt het steeds belangrijker om de bestaande grondwateronttrekkingen voor de drinkwatervoorziening te behouden. In de Beleidsnota Drinkwater is dat onderkend, met als adagium ‘beschermen om te blijven’. Provincie Limburg neemt dit over in het nieuwe Waterprogramma 2022-2027.
Spannend bij de genoemde bescherming vindt Groenendijk met name de op sommige locaties relatief hoge concentraties van nitraat en resten van gewasbeschermingsmiddelen uit de landbouw in het grondwater. Dit gevaar dreigt vooral bij de winning in de kalksteengebieden in Zuid-Limburg. Groenendijk benadrukt het belang van samenwerking met de provincie en Limburgse Land- en Tuinbouw Bond (LLTB) in het terugdringen van het nitraatprobleem. ‘In grondwaterbeschermings- en waterwingebieden hebben we jaren geleden het programma Duurzaam Schoon Grondwater geïntroduceerd. Daarin werken we samen met agrariërs aan het terugdringen van bemesting en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Inmiddels wordt deze aanpak aangevuld met het samen met de LLTB en provincie opgestelde Limburgs uitvoeringsprogramma nitraat. Dit leidt aantoonbaar tot resultaat. De stijging van nitraat in het grondwater is tot staan gebracht, maar nog wel op een te hoog niveau. Dit is bereikt met een deelname van ongeveer 50% van de agrariërs in onze grondwaterbeschermingsgebieden in de kalksteen. Een echte daling van nitraat is pas te verwachten als 80 tot 100% van de agrariërs gaat meedoen. Intussen zijn ook sommige gewasbeschermingsmiddelen bij wet verboden. Probleem is echter dat het tientallen jaren kan duren voordat de resten van die middelen en het nitraat helemaal zijn uitgespoeld. We weten dus niet of we de piek in de verontreiniging al hebben bereikt.’
Of de bescherming van het grondwater kan worden verbeterd, is wat Groenendijk betreft een testcase voor de samenwerking in onder andere de waterketen. ‘Als we de grondwaterwinningen goed blijven beschermen, hoeft WML geen extra zuiveringen te bouwen. Maar doen we dat niet, dan hebben we met z’n allen – van de landbouwsector tot burgers, overheden en partners in de waterketen – gefaald. Dan hebben we de bronbescherming onvoldoende aandacht gegeven. WML kan dit echter niet alleen, daar hebben we andere partners voor nodig.’
Ondanks alle nieuwe uitdagingen wil Groenendijk zeker geen alarmistische toon aanslaan. ‘De kwaliteit van het oppervlaktewater is de laatste decennia op een aantal punten sterk verbeterd. En we maken ook in Limburg nog steeds drinkwater van een zeer hoge kwaliteit. Tegelijkertijd worden we ook steeds kritischer en worden onze meetmethodes steeds geavanceerder. Drinkwater is het best gecontroleerde product in de voedselketen. De stoffen die we nu kunnen meten, konden we vroeger niet meten. De beste aanpak is voorkomen van verontreinigingen en saneren aan de bron. Er voor zorgen dus dat de stoffen niet in het milieu terecht komen, want dan hoeven ze er in de drinkwaterzuivering ook niet uit te worden gehaald. Daarom moeten we zuinig omgaan met onze drinkwaterbronnen. Die gezamenlijke opgave is de grootste uitdaging voor de komende jaren. Een uitdaging die we alleen samen onze partners het hoofd kunnen bieden.’